Kindjes krijgen. Zo moeilijk is dat niet. Je stopt met de pil en voor je het weet, heb je een buikje. Simpel.
Zo ging het dus niet bij mij. Voor ons was het een strijd. Een lange emotioneel uitputtende weg gevuld met tegenslagen, rivieren tranen en talloze doemgedachten. Meermaals gilde ik binnenin toen een tante of oom me op een familiefeest vroeg of ik geen kindjes wilde. We waren toch al even getrouwd. En ik was de kaap van 30 al gepasseerd. Maar gillen deed ik niet, wel groen glimlachen en zeggen dat alles wel op zijn tijd zou komen. Dit in de hoop dat ze er over zouden ophouden. Want ze hadden geen idee. Geen idee hoeveel verdriet ik had, om weer een verloren maand, weer een teleurstelling, weer een vergeefse poging om zwanger te worden. Telkens weer van nul beginnen. Bah! De goed bedoelde, -maar oh zo pijnlijke- opmerking dat ik toch al 2 kindjes had, legde ik steevast naast me neer. Roepen wilde ik, kressen, stampen. NEE! Pluskinderen zijn niet hetzelfde. Ze zijn fantastisch. Zeker waar. Maar ze vullen niet de leegte van een onvervulde kinderwens. Geen verwijt. Wel realiteit. Mijn realiteit gedurende 2 jaar.
Minstens 3 keer per week vond je mij ’s morgens voor het werk steevast in het ziekenhuis. Op de eerste stoel op de afdeling fertiliteit. Dat was mijn plek. Wachtend tot het mijn beurt was om te kijken hoe mijn lichaam reageerde op de talloze hormonenspuitjes en pillen. Nerveus en met een bang hart telde ik keer op keer samen met de arts mijn eitjes. Vijf waren het. De medicatie en mijn eierstokken deden hun werk. Vijf ronde wonderbaarlijk zwevende bolletjes in mijn buik. Wat was ik fier! Stilletjes deed ik binnenin een vreugdedansje. Deze keer ging het lukken. Ik voelde het. Tot de dokter me streng met mijn voeten weer op de grond zette. Het innerlijke dansje stopte abrupt. Vijf was verre van voldoende. Vijftien, dat is ‘normaal’. Ik voelde de tranen branden. Hij twijfelde. En besliste het wel te proberen. Wie weet, had ik geluk. Geluk? Serieus? De moed zat in mijn schoenen.
De week die volgde, hield ik me vast aan dat kleine twijgje hoop. Mijn vijf perfecte eierbolletjes werden bevrucht. Ze moesten achterblijven in het ziekenhuis, buiten de veilige warmte van mijn buik. Met een leeg gevoel gingen mijn man en ik naar huis. Onze ‘kindjes’ moesten rusten en groeien. De dagen kropen voorbij. En dan was het D-day, de terugplaatsing. In het ziekenhuis werd ik voorbereid. Rare vestje aan. Baxter in de arm. Klaar om zwanger te worden. Ongewoon, ik weet het. Maar ik was dolblij.
Daar was de dokter. Hij nam plaats tussen mijn bekken en vroeg of het ging met mij. Hij was een lieve man. Eentje dat mijn ‘lege-baarmoeder-pijn’ begreep. Ik heb goed en slecht nieuws, daar begon hij mee. Mijn adem stokte. Ik voelde de tranen al branden in mijn ogen. Geef me maar het slechte nieuws. Dat kan er nog wel bij. Alle vijf onze bolletjes waren bevrucht. Vier waren dapper beginnen splitsen. Drie ervan waren echter gestopt die ochtend. Geblokkeerd noemde ze dat dan met een mooi woord. Gestorven dus. Slechts eentje was sterk genoeg. Er bleef dus niet veel over van onze dappere vijfling. Dat eentje werd me terug gegeven. Diep binnenin. Terug in mijn warmte. Zonder pijn. Zonder iets. Klaar op 2 minuten. Ziezo. Het is gebeurd. Ik durfde amper ademen, laat staan lachen of hoesten. Deze dappere krijger wilde ik niet verliezen. Hij was de beste van de klas. De overlever.
En dat is hij nog steeds. Hij heet Aaron en kleurt al bijna negen jaar ons leven.
Herken jij jezelf in dit verhaal? Reach out…
Je bent niet alleen!
Commentaires